Verzet.
Verzet werd enerzijds geboren uit sociaal medegevoel, sociale
noodzaak, een gevoel van betrokkenheid bij wat er geschiedde. Ook vandaag
kan men in verzet komen tegen wat er geschiedt: in de nabije omgeving,
op nationaal gebied, of met betrekking tot de 'gewijzigde wereldomstandigheden',
en de toekomst van de samenleving.
De term 'gewijzigde wereldomstandigheden' staat hier tussen aanhalingstekens.
Het is ook al elders vermeld, maar het verdient te worden benadrukt: deze
term werd gebruikt door Koningin Wilhelmina, de 'Moeder van het
Verzet', in haar toespraak in september 1933 (8 maanden na de Machtsübernahme
door Hitler in Duitsland) tot het publiek. Niet om daartegen tot
verzet op te roepen, maar om te vragen om 'aanpassing bij de gewijzigde
wereldomstandigheden, welke onder Gods zegen ons weer een gelukkige
toekomst brengen kan.'
L. de Jong kwam ons 36 jaar later echter de ware betekenis van
deze woorden verklaren: "Impliciet behelsden deze en dergelijke, door haarzelf
geformuleerde uitspraken een duidelijke afwijzing van wat maar zweemde
naar fascisme, nationaal-socialisme of communisme."
Wie zou dat toen zo hebben kunnen begrijpen? Waarom zou zij dan niet
duidelijker zijn geweest? Omdat dat als 'belediging van een bevriend staatshoofd'
zou worden gekenschetst. Daarom werden toen ook anti-Hitler publicaties
verboden, werd het verzet gesmoord.
Verzet tijdens de bezetting was iets anders. De noodzaak om iemand in
huis te nemen die door de Duitsers werd vervolgd en onderdak zocht. Omdat
hij jood was, of omdat hij was opgeroepen om in Duitsland te werken. Dat
waren de voornaamste redenen. Niet iedereen voelde die sociale noodzaak,
of durfde de gevolgen aan. Want daar stond de doodstraf op, en men liep
het risico om door buren of anderen uit opzet of door kletspraat te worden
verraden.
Er waren er ook die moesten onderduiken omdat de Duitsers hen wilden
arresteren wegens illegale praktijken. Dat was de andere vorm van
verzet, meer politiek en daadkrachtig van aard.
Veelal waren het dezelfde kringen die beide vormen van verzet pleegden.
Volgens de officiële Nederlandse geschiedschrijver Rijksambtenaar
L.
de Jong namen niet meer dan 52 000 Nederlanders daadwerkelijk
deel aan het verzet. Dat betekent zo'n ½% van de toenmalige
totale bevolking. Men had dus 200 mensen nodig om één verzetsdeelnemer
te vinden!
Het feit dat uw dienaar ook aan dat verzet deelnam, dat zijn vader in
een cel van ter dood
veroordeelden gevangen werd gezet, en dat verschillende van zijn kameraden
door de Duitsers
zijn vermoord, is niet vreemd aan zijn obstinatie om helderheid te
brengen.
De verzetsstrijders en de vanuit Londen ingezette agenten
waagden hun leven voor wat zij dachten de 'goede
zaak' te zijn. Ook wanneer in werkelijkheid anderen daar op
hun manier van profiteerden, en zelfs wanneer men zich, ook toen al, daarvan
bewust kon zijn, het kon geen beletsel zijn voor het vervullen van zijn
sociale, nationale, en zelfs internationale plicht. (Wie spreekt
vandaag nog van plicht? Daar komt geen democratische kiezer op af!)
Kreeg het verzet na de oorlog zijn verdiende plaats in het nieuwe bestuur
van Nederland?
Nee. Wij hebben het al gezien in het vorige hoofdstuk, Collaboratie.
Na de bevrijding werd het verzet aan de kant gezet. Voormalige
collaborateurs
kwamen op de belangrijke plaatsen te zitten. Een voorbeeld.
De secretarissen-generaal - de
hoogste bestuursambtenaren op de departementen, de mannen die weten waar
Abraham de departementale mosterd haalt, en die vaak aanblijven ook als
de minister wisselt - waren na de panische vlucht (zonder enig onderling
overleg) van het staatshoofd koningin Wilhelmina en de Nederlandse
Regering- in bezet Nederland achtergebleven. Als de officiële
vertegenwoordigers van de Londense Nederlandse Regering - in feite koningin
Wilhelmina - bij de burgerlijke bestuurder Seyss-Inquart. De dik
collaborerende secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken,
Frederiks,
liet het in september 1944 afweten. Prinsen (!) nam gretig zijn
plaats in. Na de bevrijding werd Prinsen de eerste secretaris-generaal
van Binnelandse Zaken...
Pas decennia later kwam het tot een onderscheiding, welke 'Verzetsherdenkingskruis'
werd genoemd, zoiets als een herdenkingspenning voor een weldadigheidstentoonstelling.
Wij leven nu in een tijd waarin de vrijheid als hoogste beginsel
wordt gebracht. Terwijl vrijheid in feite slechts het resulaat kan zijn
van een samenleving waarin men eerst zijn plicht heeft gedaan. Men
heeft de Rechten van de Mens willen verklaren. Maar dat was het
paard achter de wagen spannen. Want die Rechten zouden automatisch zijn
verzekerd met een Verklaring van de Plichten van
de Mens. Maar het is hierboven al opgemerkt: daar komt geen
democratische kiezer op af.
Wie wordt in deze tijd van vrijheid nog geconfronteerd met de voor
onze samenleving zo
essentiële begrippen van liefde, zorgzaamheid en plichtsbetrachting?
Ik voel, zielig genoeg, dat ik een plicht heb, vooral tegenover de
slachtoffers, om mijn opvatting van het gebeurde te publiceren - zelfs
wanneer sommigen onder hen er moeilijkheden mee zouden hebben, of zouden
willen weigeren, om te erkennen dat zij werden misleid.